Als de evolutionaire Homo Sapiens zich al tienduizenden jaren aan het ontwikkelen is en zich vanaf circa 71.000 v.Chr. verspreidt vanuit Oost-Afrika over de rest van de wereld, moet de creationistische Homo Sapiens (Adam) nog geschapen worden.
Volgens de Bijbelse chronologie vond deze schepping plaats in het Joodse jaar 1, wat in onze jaartelling overeenkomt met 3761 v. Chr. Adam zag het levenslicht aan de oevers van de Eufraat of de Tigris, ergens in het gebied dat bekendstaat als de vruchtbare Halve Maan. Hij werd niet als een kind geboren, maar als een volwassen mens geschapen, volledig functionerend: hij kon horen, zien, spreken en begrijpen. Dit verklaart waarom God hem de taak gaf alle dieren van een naam te voorzien (Genesis 2:18). Adam werd geschapen in wat wij tegenwoordig de Kopertijd noemen, een overgangsperiode tussen de steentijd en de bronstijd.

Maar deze schepping zou niet blijven bestaan zoals hij was. Volgens Genesis vind er een wereldwijde zondvloed plaats in het 600ste levensjaar van Noach (Genesis 7:11), ongeveer 31 eeuwen na de schepping volgens de Bijbelse chronologie, wat neerkomt op circa 2105 v. Chr. De vloed vernietigde vrijwel al het menselijk en dierlijk leven, behalve de acht mensen die God had uitgekozen om te overleven in de ark van Noach: Noach zelf, zijn drie zonen Sem, Cham en Jafeth, en hun vrouwen. Na de zondvloed werd de wereld opnieuw bevolkt door hun nakomelingen.

Volgens de Bijbelse traditie stammen alle huidige volkeren af van deze drie zonen:
- Jafeth > Voorvader van de volkeren in Europa, Klein-Azië en het Middellandse Zeegebied kwamen.
- Cham > Voorvader van de volkeren in Noord-Afrika, Zuid-Arabië en Kanaän.
- Sem > Voorvader van de Semitische volkeren in het Midden-Oosten.
Vanauit een creationistisch perspectief stammen alle mensen uiteindelijk af van Adam, maar na de zondvloed loopt de menselijke afstamming via Noach. Daarom wordt Noach ook wel de tweede stamvader genoemd. De familie Angenent zou, op basis van deze overleveringen, afstammen van Jafeth, die als stamvader wordt gezien van de Indo-Europese volkeren. Dit sluit deels aan bij het wetenschappelijke model, waarin wordt aangenomen dat er een prehistorisch Indo-Europees volk bestond dat zich vanuit een kerngebied verspreidde over Europa en Azië.
Het kaartje hieronder laat de verspreiding van Jafeth laat zien.

Jafeth kreeg zeven zonen: Gomer, Magog, Tiras, Javan, Mesech, Tubal en Madai.
Gomer: de voorvader van de Gomerieten, later bekend als Galliërs, die naar Frankrijk, Spanje en Wales migreerden. Hun taal stond oorspronkelijk bekend als Gomeraeg (voorloper van het Welsh). Ook de Germanen en Kelten zouden hieruit voortkomen. Zonen van Gomer waren Askenaz, Rifat en Togarma. Armeniers claimen af te stammen van Askenaz en Togarma. De naam Turkije stamt af van Togarma. Een deel migreerden naar Duitsland. Askenaz is het Hebreeuwse woord voor Duitsland (denk aan de naam Askenazische Joden = Joden uit Duitsland), (Sefardische Joden zijn Joden uit Spanje, Sefarad = Spanje).
Magog: de Magogieten werden door de Grieken Scythen genoemd. Scythia was de oude naam voor een gebied dat nu deel is van Roemenië en de Oekraïne. Ook Kelten en Hongaren hebben hun oorsprong in de Magogieten.
Tiras: niet bekend.
Javan: de voorvader van o.a. de Grieken. Javan (Jawan) is het Hebreeuwse woord voor Griekenland. De nakomelingen van zijn zoon Tarsis migreerden vanuit Turkije naar Kreta en Spanje
Mesech: soms geassocieerd met de Proto-Slavische en Russische volken.
Tubal: de voorvader van o.a. de Thobelieten die in het huidige Georgië leefden.
Madai: de voorvader van o.a. de Iraniërs. Nakomelingen werden ook aangeduid als Meden. Ze bevolkten Iran en India.
Zoals we bij de Evolutionaire oorsprong zien hebben zijn onze voorouders tijdens hun verspreiding over de wereld in Midden-Europa terechtgekomen. Vanuit de Creationistische invalshoek kunnen we dan zeggen dat Angenent-DNA afstamt van Adam > Noach > Jafeth > Gomer > Askenaz en ons voorgeslacht zich gesetteld heeft in Midden-Europa.