Matthijs is mijn achterneef. Preciezer gezegd, hij is de broer van mijn tante Mien (Wilhelmina Angenent *1916-†2002). Zij is getrouwd met de broer van mijn vader, oom Bram (Abraham Angenent *1915-†2010). Oom Bram en tante Mien ken ik. Vroeger kwam ik er als kind regelmatig over de vloer. (Zie Nieuwsbrief 12-2023). Matthijs is op 22 december 1919 in Zevenhoven geboren als zoon van Maarten Johannes Angenent (1891-1976) en Hadrina Fokker (1894-1976). Matthijs overleed op 23-jarige leeftijd op 22 juni 1943 in Marl, vlakbij Recklinghausen in Duitsland.

Vanuit Nieuwkoop fietsten we dan over het mooie Meijepad, dwars door de Nieuwkoopse plassen naar de Meije waar oom Bram en tante Mien woonden. Ongeveer 20 minuten fietsen.
Matthijs heb ik nooit gekend. Hij was al gestorven toen ik geboren werd. Gesneuveld in de oorlog. Hij is geboren in december 1919 in Zevenhoven, een gehucht vlakbij Nieuwkoop. Zijn ouders: Maarten Johannes Angenent (1891-1976) en Hadrina Fokker (1894-1976). Ze kregen tien kinderen: vijf jongens en vijf meisjes. Tante Mien is de oudste. Matthijs de tweede. Van die tien leeft nu alleen broer Maarten nog, de-een-na jongste. Hij is inmiddels 91 jaar oud.
Het gezin woonde aan de Nieuwstraat 27 in Alphen aan den Rijn, in een klein huis uit 1930. Dat huis staat er nog steeds, al is het inmiddels natuurlijk flink opgeknapt.
Matthijs was lasser. Of hij het vak op school heeft geleerd of gewoon in de praktijk, weet ik niet. In Alphen aan den Rijn (vlakbij Zevenhoven) was toen nog geen technische school, wel wat verder weg in Leiden, Gouda of Den Haag.
Op 13 juni 1942 is hij onder dwang, met anderen, vertrokken naar Duitsland. Naar de industriestad Marl, om te werken in een chemische fabriek.

Tijdens de mobilisatie in augustus 1939 werden alle Jongens vanaf 19 jaar opgeroepen voor militaire dienst. Matthijs was toen net geen 19. In mei 1940 capituleerde Nederland, en werden er geen jongens meer opgeroepen. Het Nederlandse leger was ontbonden. Matthijs viel dus precies tussen wal en schip. Overigens hadden de Duitsers de Nederlandse mannen liever als arbeidskrachten dan als soldaten.
In 1942 viel er opeens een oproepingskaart op de mat bij zijn ouders aan de Nieuwstraat 27 in Alphen aan den Rijn. Afkomstig van de gemeente, via de Gemeentelijke Bevolkingsadministratie. Matthijs moest zich melden voor de Arbeitseinsatz. Wie niet ging, bracht zijn familie in gevaar. Dreiging met represailles lag altijd op de loer. En dit was nog voor de grote landelijke oproepgolf in 1943, toen jongens al vanaf 17 jaar werden opgeroepen. Zijn broers Maarten Johannes (toen 21 jaar) en Nicolaas (toen 15 jaar) durfden zich later wel te verstoppen.
De burgemeester speelde hierin een grote rol. Hoe hard werd er gecontroleerd? hoe strikt werden de bevelen uitgevoerd? Van 1933 tot 1944 was Pieter Arie Colijn burgemeester van Alphen aan den Rijn. Lid van de ARP, een man die zijn plichten serieus nam, ook de Duitse bevelen, om zelf geen doelwit te worden. In 1944 werd hij vervangen door een NSB-burgemeester, Gerard Martinus Zuidervliet.
Matthijs kwam terecht in Marl, in de provincie Recklinghausen. Een stad die draaide op de chemische industrie. Daar stond de grote fabriek van Chemische Werke Hüls GmbH, waar synthetisch rubber, kunststoffen en chemische wapens werden geproduceerd. Daar werkte Matthijs. De fabriek bestaat nog steeds onder een andere naam en met een andere functie.

Op het uitgestrekte industrieterrein stonden meer dan dertig houten barakken. Primitieve onderkomens waar tussen de 10.000 en 15.000 dwangarbeiders en krijgsgevangenen verbleven. Sober, koud en benauwd. De maaltijden waren karig: waterige soep, brood en soms een beetje margarine. Geen ontspanning of contact met de buitenwereld. Het werk was extreem zwaar, gevaarlijk en eentonig. Matthijs had 12-urige diensten, in ploegendienst. Geen of slechte beschermingsmiddelen tegen hitte, rook en brandbare gassen. Grote risico’s op brand, ontploffingen of chemische verbranding. Er was regelmatig luchtalarm wegens geallieerde bombardementen.
De zwaarst getroffen kampen tijdens de bombardementen waren Südlager en Nordlager. Matthijs zat in een van deze barakken of hij was aan het werk in de fabriek.
Na vele maanden mocht Matthijs eindelijk met verlof naar huis, terug naar Alphen. Zijn familie smeekte hem onder te duiken en niet meer terug te gaan. Maar hij weigerde. Hij wilde zijn familie niet in gevaar brengen. Dus keerde hij terug. Terug naar de fabriek. Terug de hel in.
Het is op 22 juni 1945 een warme, heldere zomerdag. De lucht strakblauw. De fabriek draait op volle toeren. Dan verschijnen ze aan de horizon: de Amerikaanse B-17 bommenwerpers. 183 vliegtuigen, van de VIII Bomber Command.
De lucht vult zich met het zware gebrom van motoren. En dan, het onheil: 422 ton bommen worden uit de lucht losgelaten, recht op de fabriek en het kamp. Zestien vliegtuigen gaan verloren, maar de missie slaagt. De fabriek wordt zwaar getroffen, de productie ligt stil.
Maar de prijs is onmenselijk hoog. Er vallen bijna 200 doden en ruim 1.000 gewonden. Onder de doden: Matthijs. Opgeofferd. Door de geallieerden, die wisten dat er duizenden dwangarbeiders zaten, maar het bombardement toch doorzetten om de fabriek uit te schakelen.
Na drie maanden draait de fabriek alweer op halve kracht. En na zes maanden… weer volledig.
Matthijs is begraven op het Nederlandse ereveld te Düsseldorf-Oberblik, Vak/rij/nummer A 4 23.
In het Nationaal Archief is een brief te vinden vermoedelijk van de burgemeester van Zevenhoven die om informatie vraagt aan vermoedelijk de ouders van Matthijs:
“Is u bekend onder welke omstandigheden betrokkene (Matthijs) naar Duitsland is vertrokken (gedwongen, vrijwillig, enz.) en is U zijn politieke betrouwbaarheid bekend?”
Indien nodig, gaarne advies van politieautoriteiten ter plaatse.
Het antwoord: Werd gedwongen om in Duitsland te gaan werken. Was zeker betrouwbaar te achten. Ligt begraven in Recklinghausen.
Matthijs was dus geen militair maar is op 13 juni 1942 tewerkgesteld in Duitsland en door een bombardement een jaar later op 22 juni 1943 om het leven gekomen.
In en rondom Marl waren chemische fabrieken waar ook Matthijs tewerkgesteld werd. Matthijs kwam om het leven door een geallieerd bombardement in de zomer van 1943.

