[Op de foto boven bijnamen voor voetballers]
Een alias is een bijnaam. Voor de invoering van de Burgerlijke Stand in 1811 ging men vooral praktisch om met namen en bijnamen. Als je een smid was noemde je jezelf Smid of je werd Smid door anderen genoemd (beroepsnaam). Of je werd genoemd naar een eigenschap (eigenschapsnaam) zoals de Lange als je lang was. Ook toponiemen komen veel voor zoals aen gen Eijndt (aan het einde van) om aan te geven dat iemand in een uithoek woonde.
Men kon ook wisselen van naam. Als je bijvoorbeeld van werk veranderde veranderde je naam mee. Een voorbeeld is de naam Feenstra van mijn Friese moeder. Feenstra heette voor 1767 Wybes, maar toen Otto Wybes in het veen ging werken werd het Feenstra en is het Feenstra gebleven.
Soms is de bijnaam tijdelijk als het werk of het woongebied ook tijdelijk waren. Zo had Gerhardus Potten als bijnaam aen gen Eijndt. Gerardus aen gen Eijndt schreef zijn tien kinderen bij de doop echter allemaal in als Potten.
Een ander mooi voorbeeld is die van de familie Stappers.
De stamboom van de familie Stappers begint bij Lamert aen gen Eindt (1575). Lamert woonde op de boerenhof aen gen Eijndt in Schandelo (Velden). Zie Hoven aen gen Eijndt. De zoon van Lamert, Derick, krijgt al een alias mee bij zijn huwelijk met Catharina, namelijk Derick aen gen Eindt, genoemd (alias) Brassen. Brassen komt van brouwer en het zou mij niet verbazen als dat de werkzaamheden van Derick waren op het moment van zijn huwelijk. In 1653 krijgt Derick recht op een stuk land met de naam Den Stap. Derick gaat zich Derick aen gen Stap noemen. Na een aantal generaties wordt aen gen Stap de familienaam Stappers.